Judo termen

Judo is een Japanse vechtsport die zich richt op het gebruik van de kracht en technieken van de tegenstander tegen hen. De sport is ontstaan in de late 19e eeuw en is sindsdien een populaire vechtsport geworden over de hele wereld. Een van de unieke aspecten van judo is de rijke terminologie die wordt gebruikt in de sport. Hieronder zullen enkele van de belangrijkste judo termen worden besproken.

  1. “Rei” (respectvolle groet) – Dit is een belangrijk commando dat wordt gebruikt in de judosport. Het wordt gegeven door de scheidsrechter voor en na de wedstrijd en wordt gedaan door de judoka’s om respect te tonen voor de tegenstander en de sport.
  2. “Hajime” (始め) – Dit betekent “begin” in het Japans en wordt gebruikt door de scheidsrechter om aan te geven dat de wedstrijd begint. Dit wordt gedaan door de scheidsrechter en wordt gevolgd door het geven van de groet van judo “Rei” door de judoka’s.
  3. “Yame” (止め) – Dit betekent “stop” in het Japans en wordt gebruikt door de scheidsrechter om aan te geven dat de wedstrijd is beëindigd.
  4. “Ippon” (一本) – Dit is een score van een punt dat wordt toegekend aan een judoka die een techniek uitvoert die leidt tot een onmiddellijke overwinning in de wedstrijd.
  5. “Waza-ari” (技あり) – Dit is een score van een halve punt die wordt toegekend voor een techniek die een grote kans op overwinning geeft.
  6. “Shido” (指導) – Dit is een straf die wordt toegekend voor kleine overtredingen zoals het niet volgen van de regels van de wedstrijd.
  7. “Kuzushi” (崩し) – Dit betekent “balansbrengen” en verwijst naar het verstoren van de balans van de tegenstander, wat een belangrijk element is in de judotechnieken.
  8. “Judo” (柔道) – Dit betekent “zachte weg” en is de naam van de sport zelf. Het verwijst naar het gebruik van de kracht en technieken van de tegenstander tegen hen, in plaats van het gebruiken van brute kracht.
  9. “Uke” (受け) – Dit verwijst naar de persoon die de techniek ontvangt in een oefening of wedstrijd. Uke is de persoon die in de onderste posities zit en dus de technieken van de tegenstander “ontvangt”.
  10. “Tori” (取り) – Dit verwijst naar de persoon die de techniek uitvoert. Tori is de persoon die in de bovenste posities zit en dus de technieken “uitvoert” op de tegenstander.
  11. “Kata” (形) – Dit verwijst naar de vaste patroon van bewegingen die worden geleerd in judo. Kata’s zijn een belangrijk onderdeel van de judotraining en worden gebruikt om de juiste technieken en bewegingen te leren.
  12. “Randori” (乱取り) – Dit betekent “vrij vechten” en verwijst naar de training waarbij de judoka’s vrij vechten tegen elkaar, zonder beperkingen. Randori is een belangrijk onderdeel van de judotraining en helpt de judoka’s om hun technieken en vaardigheden in een realistische situatie toe te passen.
  13. “Gi” (着) – Dit verwijst naar de judo pak dat wordt gedragen tijdens wedstrijden en trainingen. Het is gemaakt van katoenen stof en heeft een specifieke pasvorm om de grip van de tegenstander te verminderen.
  14. “Jigotai” (自己対) – Dit betekent “zelfverdediging” en verwijst naar de technieken die worden geleerd in judo voor verdediging in een echte situatie.

Dit zijn slechts enkele van de vele termen die worden gebruikt in judo. Elk van deze termen heeft een specifieke betekenis en is belangrijk om te begrijpen als je de sport wilt leren of beoefenen. Door de juiste termen te leren kun je jezelf beter uitdrukken en communiceren met andere judoka’s, wat de sport een stuk leuker maakt.

met welk commando wordt het begin van een judowedstrijd aangegeven